Cyclus prestatieafspraken 

De exacte bijdrage aan het volkshuisvestingsbeleid komt in samenwerking tussen corporatie, huurdersorganisatie en gemeente tot stand. Daartoe doet de corporatie op basis van haar inzichten en bedrijfsvoering een voorstel van haar (redelijke) bijdrage aan de gemeente (het bod). Zij nodigt daarbij de gemeente én de huurdersorganisaties uit tot het maken van prestatieafspraken. Deze cyclus ziet er als volgt uit. 

Stap 1 — opstellen volkshuisvestingsbeleid: De gemeente stelt volkshuisvestingsbeleid op. Dit kan in de vorm van een woonvisie, woonplan of woonagenda voor een bepaalde periode. Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid krijgt een formele status in het proces om te komen tot prestatieafspraken. Indien er geldend volkshuisvestingsbeleid is, dient de TI naar redelijkheid een bijdrage te leveren aan de uitvoering hiervan. Betrokkenheid van de partijen die later in het proces aan tafel zitten, heeft belangrijke meerwaarde en ligt dan ook voor de hand.

Stap 2 — corporatie bereidt activiteitenplan voor en doet een bod: Als de gemeente haar volkshuisvestingsbeleid aan de corporatie(s) bekend heeft gemaakt, is de corporatie verplicht om hierop een “bod” uit te brengen: een overzicht van voorgenomen activiteiten waarin de corporatie duidelijk maakt wat haar bijdrage is aan de uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid. Het activiteitenoverzicht concreet voor het komende jaar geeft een doorkijk voor de vier jaar daarna. Dit overzicht wordt jaarlijks herijkt. Dit mag ook een gezamenlijk activiteitenoverzicht zijn van de corporaties die in een gemeente werkzaam zijn.

De bijdrage in het activiteitenoverzicht dient naar redelijkheid te zijn: de investeringen dienen in verhouding te staan tot het vermogen van de corporatie en tot de volkshuisvestelijke opgave in de gemeente. Het overzicht dient voor 1 juli naar de gemeente en huurdersorganisatie te zijn verstuurd met de uitnodiging om prestatieafspraken te maken. De RvT zal haar goedkeuring aan het bod moeten verlenen, ook al is het bod niet juridisch hard (er volgens immers nog prestatieafspraken).

▸ BTIV: artikel 39.1 en 39.2

Stap 3 — maken van prestatieafspraken: Corporatie, gemeente en de huurdersorganisatie gaan aan de hand van het volkshuisvestingsbeleid en het bod met elkaar in gesprek over te maken prestatieafspraken. Zij hebben hiervoor de tijd tot 15 december. Voor die dag dient de corporatie de prestatieafspraken naar de Minister verstuurd te hebben, samen met de prognose-informatie (dPi) die de TI moet leveren. De RvT dient akkoord te gaan met prestatieafspraken. De huurders hebben – indien er een beleidswijziging doorgevoerd wordt – ook recht op hun termijn voor wat betreft instemmings- of adviesrecht.

Stap 4 — Verslaglegging en verantwoording: In mei gaan de gemeente, corporatie en huurdersorganisatie met elkaar in gesprek over de uitvoering van de prestatieafspraken in het voorgaande jaar. Dit betreft zowel de uitvoering van de jaarlijkse als de vijfjaarlijkse afspraken. De corporatie biedt als basis voor de evaluatie in haar jaarverslag inzicht in de voortgang van de uitvoering.

De stap die je liever niet zet — mogelijkheid tot voorleggen van geschil

Indien de drie partijen er niet in slagen om binnen zes maanden na 1 juli (dus vóór 1 januari) tot prestatieafspraken te komen, kunnen de gemeente, huurdersorganisatie en / of corporatie het geschil dat totstandkoming van afspraken in de weg staat voorleggen aan de Minister. Dit doen zij binnen vier weken na het ontstaan van het geschil. Een adviescommissie beoordeelt het geschil, waarbij zij toetst op het volkshuisvestelijke beleid en de financiële polsstok van de corporatie. Zij adviseert hierover de Minister, die vervolgens een bindende uitspraak doet. Als uitvoering achterwege blijft, ligt een gang naar de rechter vrij. De geschillenregeling treedt vanaf 1 juli 2016 in werking.

Achtergrondinformatie over de cyclus voor prestatieafspraken
▸ Afbeelding procesvoorstel cyclus voor presatatieafspraken

Informatievoorziening

De gemeente en huurdersorganisatie krijgen het recht om de informatie op te vragen bij woningcorporaties, die zij nodig achten om de redelijkheid van het bod te bepalen. Onderdeel hiervan is de verantwoordingsinformatie (prestaties achteraf: dVi) en prospectieve informatie (prognose-informatie: dPi). Daarnaast stuurt de Autoriteit woningcorporaties een indicatief overzicht op van de investeringsruimte van de corporatie (op gemeenteniveau).​

De redelijkheid van het bod

Bij het oordeel over de redelijkheid van het bod speelt de investeringsruimte een belangrijke rol. Voor de indicatieve investeringsruimte vormt de dekkingsratio de basis. Dit kengetal meet de verhouding tussen het schuldrestant van door WSW geborgde leningen en de onderpandwaarde van het bij WSW ingezet onderpand. Hoe lager het schuldrestant, hoe groter de mogelijkheden om leningen aan te trekken (investeringsruimte).

RvT toetst bod en prestatieafspraken

Er is goedkeuring van de RvT nodig voordat de bijdrage naar de gemeente en huurdersorganisatie wordt gestuurd, het gaat immers om aanzienlijke investeringen. Ook dient er afstemming met huurders plaats te vinden. Dit legt een aardige druk op het proces, zeker de eerste keer dat het bod wordt opgesteld. Het bod is gebaseerd op de begroting van het jaar ervoor. Het maken van prestatieafspraken start vervolgens in juli en loopt parallel aan het opstellen van de nieuwe begroting. De conceptafspraken dienen tijdig gereed te zijn zodat ze in de begroting verwerkt kunnen worden.

Wooncoöperatie​

De woningwet biedt de mogelijkheid bezit van een corporatie af te stoten aan een wooncoöperatie. Personen die deelnemen in de wooncoöperatie kunnen hun woning kopen van de toegelaten instelling of dit vanuit de verhuurde situatie doen. Met de wooncoöperatie zorgen zij gezamenlijk voor beheer en onderhoud van hun woningen en omgeving.

Hulpvragen, deadlines & aandachtspunten