Organisatiestructuur, administratie en verslaglegging
Administratief scheiden of Juridisch splitsen
Een van de ingrijpendste maatregelen van de Woningwet is de verplichting aan de TI om haar niet-daeb-activiteiten in een aparte tak onder te brengen. De organisatie wordt als gevolg hiervan opgesplitst in twee van elkaar gescheiden bedrijfsonderdelen. De daeb-tak voert de kerntaken van de TI uit (zie hiervoor Waar mag de TI actief zijn?), de niet-daeb tak is belast met alle overige werkzaamheden. Uitgangspunt is dat beide takken levensvatbaar zijn.
Mogelijkheden zijn een administratieve scheiding, een juridische splitsing of een combinatie van beide. Bij juridische splitsing ontstaat een TI en een woningvennootschap. Bij de keuze tussen scheiden of splitsen spelen diverse strategische vraagstukken.
Administratief scheiden
Bij een administratieve scheiding rekent de woningcorporatie al haar baten, lasten, activa en passiva administratief toe aan een daeb-tak en een niet daeb-tak. Alle commerciële activiteiten worden in de niet-daeb-tak ondergebracht.
Alle geborgde leningen (leningen waarvoor Rijk en gemeenten garant staan) worden toegerekend aan de daeb-tak. De TI moet ervoor zorgen dat zowel de daeb-tak als de niet-daeb-tak levensvatbaar en financierbaar is. Om dat te bereiken verstrekt de daeb-tak een startlening.
▸ Meer info over verstrekken lening aan niet-daeb-tak
Juridisch splitsen
Bij juridische splitsing scheidt de woningcorporatie al haar niet-daeb-bezit af naar één of meer woningvennootschappen. De TI moet er verder voor zorgen dat zowel zijzelf als de woningvennootschap na de splitsing levensvatbaar en zelfstandig financierbaar is. De woningvennootschap moet de lening binnen 15 jaar (annuïtair of lineair) aflossen. Activiteiten van de woningvennootschap hoeven niet aan een markttoets onderworpen te worden.
Scheidings- of splitsingsplan
De TI dient een scheidings- of splitsingsplan op te stellen en voor 1 januari 2017 bij de Autoriteit woningcorporaties in te dienen. Bij inleveren plan uitgebreide set documentatie verplicht met daarin onder andere:
- Zienswijze gemeenten en huurdersorganisatie (dit vraagt om afstemming)
- Financiële plannen
- Ontwerpstatuten
Uitzondering voor kleine corporaties
Uitgezonderd van de verplichting tot scheiden of splitsen zijn TI’s met een jaaromzet kleiner dan 30 miljoen euro, minder dan 5% aan niet-daeb-bezit en niet-daeb-investeringen die elk boekjaar maximaal 10 procent van de totale jaarinvesteringen van de TI bedragen. Zij mogen volstaan met een kosten-verdeelstaat waarin kosten en opbrengsten van de daeb-activiteiten worden onderscheiden van die van de niet-daeb-activiteiten. Dit geldt ook voor de met hen verbonden ondernemingen van welke zij de enige aandeelhoudster zijn en de samenwerkingsvennootschappen. De wijze waarop een kleine TI haar baten-lastenscheiding vormgeeft, legt zij ter goedkeuring voor aan de Autoriteit woningcorporaties. Voor kleine corporaties kan het interessant zijn om hun niet-daeb-portefeuille af te bouwen om de hoge administratieve lasten van scheiden of splitsen te vermijden.
Overhevelen woningen
Bij het opstellen van een plan voor de scheiding, geeft de TI aan welke woningen worden overgeheveld naar de niet-deab-tak. Dit kunnen ook woningen zijn die nu nog als sociale huurwoning worden verhuurd, maar gezien hun kwaliteit (WWS-punten) bij mutatie te liberaliseren zijn. Hiervoor is goedkeuring van de Autoriteit woningcorporaties nodig. Gemeente en corporatie kunnen een zienswijze indienen over deze overheveling. Vaak zullen in het volkshuisvestingsbeleid en prestatieafspraken uitspraken zijn gedaan over de gewenste overheveling.
Indien een TI meer dan 10% van het bezit dat geliberaliseerd kan worden aan een dochter wil verkopen, moet de TI expliciet aantonen dat er voldoende woningen in de daeb-tak overblijven voor de uitvoering van haar daeb-taken. De gemeente kan deze motivering betrekken bij haar zienswijze.
Het overhevelen van woningen van daeb naar niet-daeb is veel meer dan een administratieve / wettelijke verplichting. Het is een strategisch vraagstuk.
Verplichtingen woningen met een niet-geliberaliseerd contract
Er zijn ook woningen waarvan de huurprijs boven de liberalisatiegrens ligt, maar die onder een niet-geliberaliseerd contract worden verhuurd. Dat kan ontstaan als de oorspronkelijke huurprijs in de loop der tijd is verhoogd en boven de liberalisatiegrens is uitgekomen. Deze woningen blijven in de daeb-tak. Zo wordt gewaarborgd dat deze woningen voor de volkshuisvesting behouden blijven.
Overhevelen van woningen ná de scheiding of splitsing
Ook na de scheiding of splitsing is het mogelijk om woningen over te hevelen van de daeb-tak naar de niet-daeb-tak. Hiervoor is toestemming van de Autoriteit woningcorporaties nodig en kunnen gemeente en huurdersorganisatie een zienswijze geven. Het is zeer waarschijnlijk dat de mogelijkheden ingekaderd worden door prestatieafspraken. In het bod dat de TI jaarlijks bij de gemeente en huurdersorganisatie neerlegt, wordt namelijk uitgesproken welke woningen hiervoor in aanmerking komen, op viercijferig postcodeniveau.
Overgangsrecht
Er geldt een overgangsrecht voor projecten op onbebouwde grond waarop de woningcorporatie van plan is om voor ten minste 90% sociale huurwoningen te bouwen:
- voor projecten waarvoor de TI al een omgevingsvergunning heeft aangevraagd (of die is verleend). Er moet aanvang zijn gemaakt met de werkzaamheden binnen de gestelde termijn in de vergunning;
- als een TI een schriftelijke overeenkomst kan overleggen waaruit blijkt dat zij een (financiële) verplichting is aangegaan en waaruit blijkt dat de werkzaamheden binnen twee jaar beoogd zijn.
Deze projecten kunnen vanuit de daeb-tak zonder markttoets uitgevoerd worden.
Verkoop van bezit (vervreemding)
De TI kan niet zomaar woningen verkopen (vervreemden). Hiervoor is in veel gevallen toestemming van de Autoriteit nodig. Dit geldt ook voor aandelen in een
dochtermaatschappij of een door TI in stand gehouden onderneming.Bovendien worden er strenge eisen gesteld aan de wijze waarop woningen verkocht worden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar blijvend gereguleerde woningen (sociale huurwoningen), te liberaliseren woningen en geliberaliseerde woningen.
Verkoop onder voorwaarden is toegestaan
Verkoop onder voorwaarden blijft mogelijk, maar er zijn wel strengere voorwaarden aan verbonden. Er mag maximaal 50% korting worden gegeven. De verleende korting dient altijd te worden terugbetaald indien de woongelegenheid binnen 10 jaar wordt doorverkocht. Ook de waardeontwikkeling dient te worden gedeeld met de TI, hiervoor is een staffel uitgewerkt in de RTIV. Indien minder korting wordt gegeven (inkomen koper hoogstens € 38.950 en korting maximaal 25%), gelden minder voorwaarden.
Splitsing of fusie corporatie
In de Woningwet is een regeling opgenomen over fusies waarbij een TI betrokken is.
Voor een splitsing van een TI in twee TI’s (let op: anders dan splitsing daeb en niet-daeb) gelden dezelfde regels.
Compliance
Als gevolg van de nieuwe Woningwet moeten verenigingen en stichtingen hun statuten aanpassen, er veranderen een aantal bepalingen. Dat moet vóór 1 januari 2017 gebeuren.
Dit geldt ook voor overige kaders, zoals het treasurystatuut en protocollen. Vraag hierbij is of de organisatie niet alleen de statuten heeft aangepast, maar of ze ook doorleefd worden.
Extern toezich
tDe Autoriteit woningcorporaties beoordeelt na administratieve scheiding van de daeb-tak en de niet-daeb-tak de financiële continuïteit van de daeb-tak. Dochtermaatschappijen van de TI vallen onder het directe toezicht van de Autoriteit.
woningcorporaties, wanneer een TI ten minste de helft van de aandelen van een dochtermaatschappij bezit.
Verslaglegging
Corporaties stellen jaarlijks een jaarrekening, jaarverslag en volkshuisvestingsverslag op. In het volkshuisvestingsverslag legt de TI verantwoording af over de door haar geleverde prestaties. Deze documenten dient de TI ter beschikking te stellen aan de gemeenten en de huurders- en bewonersorganisaties en jaarlijks voor 1 juli aan hen te sturen.
De administratieve scheiding of juridische splitsing heeft grote gevolgen voor het opstellen en de inrichting van de jaarrekening en het jaarverslag. Voor iedere woningvennootschap dient een eigen jaarrekening gepubliceerd te worden.
In de verslaglegging dient het vastgoed op basis van 'marktwaarde in verhuurde staat' gewaardeerd te worden.
Tot slot is van belang dat het vastgoed tegen actuele waarde wordt gewaardeerd.
Eisen aan jaarrekening, jaarverslag en het volkshuisvestingsverslag
In het volkshuisvestingsverslag dient de TI inzicht te geven in de voortgang van de uitvoering van prestatieafspraken. Wat is haar bijdrage aan het volkshuisvestingsbeleid?
Het bespreken van deze voortgang is onderdeel van de cyclus van woonvisie tot prestatieafspraken zoals de wet die omschrijft. Onderdeel is het verslag van de RvT. Eind 2015 publiceert de VTW een webpublicatie over het RvT-verslag als hulpmiddel bij het opstellen ervan.
De jaarrekening en het jaarverslag moeten jaarlijks worden toegezonden aan de gemeenten, de huurdersorganisaties, het WSW, de Autoriteit woningcorporaties en eventuele andere belanghebbenden. Vanaf 2017 dient dit ieder jaar vóór 1 mei gebeurd te zijn.
De toegelaten instelling moet apart een overzicht verstrekken met verantwoordingsgegevens met onderscheid naar daeb- en niet-daeb-werkzaamheden. Verantwoordingsgegevens zijn van belang voor de beoordeling van de financiële positie van de toegelaten instelling en controle op inzet van staatssteun.
dPi en dVi
Naast de jaarrekening stuurt de TI haar prospectieve informatie (dPi) voor 15 december naar de Autoriteit woningcorporaties, uiterlijk 1 juli de verantwoordingsinformatie (dVi). In de ministeriële regeling is vastgelegd hoe deze informatie aangeleverd moet worden.
▸ Woningwet: artikel 35-38, Ibis A en B
▸ BTIV artikel 14, 30, 31 en 33
▸ RTIV: artikel 14 en 19 (dPi)
Strategische vraagstukken
De juridische splitsing of administratieve scheiding is de meest vergaande van de Woningwet en heeft een
grote impact. Er ontstaan uiteindelijk twee deelbedrijven met een eigen financieel afwegingskader en eigen financiële restricties. Het is een intensief traject om dit te organiseren, waar veel strategische afwegingen gemaakt moeten worden van strategische, financiële en organisatorische aard.
- Woningmarkt: beschikbaarheid van woningen voor onze doelgroepen. In welke mate kunnen we de doelgroepen blijven bedienen. Kunnen dit ook middeninkomens zijn?
- Hoe waarborgen we de continuïteit van de TI, nu de passendheidstoets vraagt om huurmatiging en de verdiencapaciteit via niet-daeb-activiteiten beperkt wordt?
- Hoe realiseren we een levensvatbare niet-daeb-tak zonder hier al het tafelzilver van de daeb-tak in onder te brengen. Dit kan nodig zijn om voldoende verdiencapaciteit in te brengen om de leningen aan de daeb-tak
af te kunnen lossen en extern leningen aan te kunnen trekken. - Hoe sturen we op rendement: voorkomen dat we te laag of te hoog uitkomen, vanwege continuïteit en overcompensatie.
- De niet-daeb-tak wordt gefinancierd met ongeborgde leningen. Dit vraagt om andere kennis van financiering en risicobeheersing.
Gesteld kan worden dat een nieuwe strategische oriëntatie nodig is, met name van TI’s die veel niet-daeb-activiteiten ondernemen. Dit vraagt veel van de organisatie en het interne toezicht. Ondernemingsplan, het voorraadbeleid en financiële scenario’s moeten worden geactualiseerd. De meerjarenbegroting wordt anders gestructureerd. Documenten voor interne sturing, zoals kwartaalrapportages, moeten worden aangesloten op aangescherpte doelstellingen en indicatoren. Dit betekent feitelijk een verandering van het toetsingskader van de RvT. Deze zal bovendien kennis en ervaring moeten opdoen in het toezicht op de niet-daeb-tak, met haar eigen risicoprofiel.
Het is maar de vraag of er voldoende investeringen worden gedaan door commerciële partijen. Veel beleggers investeren alleen in grotere steden omdat hier het rendement voldoende is en kansen voor uitponding groot genoeg zijn. Het is maar de vraag of de investeringscapaciteit van de niet-Daeb-takken voldoende is om de woningen voor het middensegment te realiseren. Tot slot is het zeer de vraag wat de overheveling van een deel van de woningen naar een niet-daeb-tak op lange termijn voor de sector heeft.
Scheidings- of splitsingsvoorstel
Om tot een scheidings- of splitsingsvoorstel te komen onderscheidt Aedes de volgende fases in het proces:
- interne verkenning strategische keuzes (financiële analyse op hoofdlijnen);
- afstemming met relevante externe partijen (gemeente en huurdersorganisaties);
- interne besluitvorming strategische keuzes (met voorbehouden);
- tactische uitwerking, financiële meerjarenprognoses beide takken;
- opstelling scheidings- of splitsingsvoorstel;
- goedkeuringsprocedure (ILT, mogelijk WSW en ministerie van BZK).
Beoordelingskader Autoriteit wonen
De Autoriteit woningcorporaties informeert in haar document “Beoordelingskader scheiden Daeb-niet-Daeb” over de hoofdlijnen van de beoordeling van de scheidingsvoorstellen en het tijdpad van het beoordelingskader, zodat TI’s onder andere de strategische uitgangspunten in de scheidingsvoorstellen te kunnen voorbereiden. In het document worden de basisprincipes van het beoordelingskader worden toegelicht:
- verankering strategie en volkshuisvestelijke opgave;
- bescherming van maatschappelijk vermogen;
- structurele levensvatbaarheid en financierbaarheid van de afzonderlijkeDAEB-tak en niet-DAEB tak.
In de toekomst worden nadere kaders gesteld voor onder andere de verantwoording van governance en integriteit.
Het beoordelingskader biedt de verplichting om een portefeuillestrategie te hanteren die aan een aantal eisen voldoet. Zo dient het uitgangspunt van de strategie gevormd te worden door de doelgroepen, marktanalyse (woningbehoefte waaronder kwaliteit en duurzaamheid, inkomensverdeling) en de door de corporatie geformuleerde visie en doelstellingen die ook zijn getoetst met de gemeente(!). Dit dient vertaald worden in een wensportefeuille met transformatieopgave, met een financiële doorrekening en risicoanalyse.
Ten aanzien van bescherming van het maatschappelijk vermogen wordt gekeken naar de doelmatigheid van de operationele activiteiten van de Daeb-tak. Daarnaast wordt er getoetst op doelmatigheid van de investeringsactiviteiten (nieuwbouwproductie), de marktconformiteit van de verkoopactiviteiten en het rendement van niet-Daeb-activiteiten.
De levensvatbaarheid van de Daeb- en de niet-Daeb-tak wordt getoetst op over een horizon van het totale beleid van minimaal 10 jaar. De niet-Daeb tak is zelfstandig financierbaar via ongeborgde financiering. De kasstroom, schuldpositie in relatie tot de waarde van het vastgoed en het rendement ervan zijn onderdeel van deze toets, met sectorale eisen voor Daeb en marktconforme eisen voor niet-Daeb. Het document is vinden via deze link.
Uitzondering voor kleine corporaties
Wanneer is een TI klein? Een TI met een jaaromzet onder 30 miljoen euro en een klein aandeel niet-daeb-bezit (maximaal 5 procent van de jaaromzet en maximaal 10 procent niet-daeb investeringen) hoeven alleen hun baten en lasten aan het einde van het jaar te scheiden. In de wet staat dat er naar de twee meest recente
jaren wordt gekeken om te bepalen of de corporatie aan deze voorwaarden voldoet. Het ministerie heeft in augustus 2015 toegezegd dat een corporaties die in 2016 eenmalig boven de 5 procent- of 30 miljoen-grens komt, toch in aanmerking komt voor het verlicht regime als zij kan aantonen dat de omzet in het komende jaar (weer) onder de genoemde grenzen valt. Voor een TI die net te groot is kan het financieel lonen om niet-daeb-bezit te socialiseren of af te stoten, zodat zij onder het vereenvoudigde regime valt. Dit zal veel administratieve lasten schelen.
Gevolgen waardering tegen actuele waarde (marktwaardering)
Voor menig TI zal het veel werk zijn om een accuraat beeld te schetsen van de actuele waarde. De waardering
tegen actuele waarde heeft als voordeel dat het inzicht geeft in de waardeontwikkeling en daarmee waardesturing mogelijk maakt. Het wordt mogelijk om de maatschappelijke prestatie van de TI te laten zien, door het verschil
tussen de gevraagde huur en markthuur zichtbaar te maken. Er is ook een keerzijde. Door de actuele waarde in te voeren wordt de TI op papier een stuk vermogender. Dit heeft gevolgen voor de publieke opinie en daarmee het overleg met gemeentes en huurdersorganisaties.
De TI kan kiezen voor een basisversie of een “full-variant”. De basisversie betreft een waardering op basis van waarderingshandboek, zonder inbreng van een taxateur. Dit is geschikt voor portefeuillewaardering ten behoeve
van jaarrekening, niet geschikt voor sturing op complexniveau. De “full-variant” kijkt veel preciezer naar de waarde van complexen waarbij een taxateur wordt ingezet.
De financiële ratio’s, zoals solvabiliteit, Loan to value en ICR, die de Autoriteit woningcorporaties hanteert bij het toezicht, zullen als gevolg van deze waardering aangepast worden.
Inhoudelijke eisen aan volkshuisvestingsverslag
Het volkshuisvestingsverslag omvat in elk geval een uiteenzetting inzake het verslagjaar over:
- de uitvoering van het geldende volkshuisvestingsbeleid in de gemeenten waar de TI feitelijk werkzaam is;
- de uitvoering van prestatieafspraken;
- het inzetten van haar middelen;
- het gevoerde overleg met de gemeenten en huurdersorganisatie waar zij feitelijk werkzaam is;
- de uitvoering van haar formele taken;
- de uitvoering van sloop- en andere reglementen;
- een overzicht van de met de TI verbonden ondernemingen en hun werkzaamheden (tenzij de TI minder dan 2% van de aandelen bezit).
Fusie
In de Woningwet is een regeling opgenomen over fusies waarbij een TI betrokken is. Er worden de volgende stappen voorzien:
- Fusievoorstel
- Fusie-effectrapportage
- Beoordeling door de autoriteit
- Splitsing van TI in twee TI’s (let op: anders dan splitsing daeb en niet-daeb). Verloopt grotendeels gelijk aan procedure fusie.
In de artikelen 91 tot en met 99 van het BTIV zijn regels opgenomen over de in te dienen stukken bij een fusieverzoek, de wijze waarop de TI belanghebbenden in het fusietraject betrekt en de gronden waarop de minister de fusie kan goed- of afkeuren.
Statuten aanpassen
Als gevolg van de nieuwe Woningwet moeten verenigingen en stichtingen hun statuten aanpassen, er veranderen een aantal bepalingen. Dat moet vóór 1 januari 2017 gebeuren. Op de volgende onderwerpen
dienen de statuten aangepast te worden:
- Voorgeschreven rechtsvorm en doel en toegestane activiteiten van de organisatie
- Vereisten benoeming bestuur en RvT (zie het hoofdstuk over Governance)
- Financiering van de niet-daeb-werkzaamheden
- Verbonden en afhankelijke ondernemingen
Aedes en VTW maakten nieuwe modelstatuten voor de vereniging en de stichting, voor zowel de twee- als drielagenstructuur.
Lening van de TI aan de niet-daeb-tak
De TI moet ervoor zorgen dat zowel de daeb-tak als de niet-daeb-tak levensvatbaar en financierbaar zijn. Om
dat te bereiken verstrekt de daeb-tak een startlening aan de niet-daeb-tak.
- Lening bij juridische scheiding: in het BTIV wordt gespecifieerd dat de hoogte van de rente gebaseerd is op
de rente van een 10-jarige staatslening + opslag. De opslag wordt bij Ministeriële regeling bepaald. De
opslag is 1,5 procent. De lening dient in 15 jaar te zijn afgelost. - Lening bij administratieve scheiding: ook deze lening bedraagt de rente van een 10-jarige staatslening + 1,5% opslag. De interne lening moet worden afgelost op basis van de vervalkalender van de door WSW geborgde leningen. Aflossing van de interne lening kan geheel of gedeeltelijk achterwege blijven, als externe financiering aantoonbaar niet mogelijk is én als aflossing uit de niet-daeb-kasstromen de continuïteit van
de niet-daeb-tak niet in gevaar brengt.
Na het moment van scheiding geeft de TI geen garanties of leningen meer af. Hiervoor zijn enkele uitzonderingen:
- om te voorkomen dat de TI gehouden is om schulden van de betrokken verbonden onderneming te voldoen;
- ten behoeve van de herfinanciering van leningen die bestonden voordat de Woningwet in werking is getreden of
- ten behoeve van de herfinanciering van leningen die bestaan op het tijdstip waarop een juridische
scheiding wordt bewerkstelligd.
Woningwet: artikel 21 en 21 c
BTIV: artikel 10, 13, 70, 71, 82 en 83
Aedes routeplanner woningwet
Eisen bij verkoop van woningen en maatschappelijk vastgoed
Te liberaliseren en geliberaliseerde woningen
Goedkeuring van de Autoriteit woningcorporaties vereist. Deze stelt de volgende eisen:
- de verkoopprijs is ten minste gelijk aan de marktwaarde;
- bij verkoop aan dochter van meer dan 10% van het totale te liberaliseren bezit van de TI, van deze expliciet moet aantonen dat er voldoende woningen in de daeb-tak overblijven voor de uitvoering van haar daeb-taken;
- de gemeente kan een zienswijze indienen.
Sociale huurwoningen
Deze moeten eerst aangeboden worden aan zittende huurders tegen een maximumprijs (100% leegwaarde) en vervolgens aan andere TI’s. Hiervan kan worden afgeweken indien er sprake is van financiële problemen bij een toegelaten instelling.
Het doel van de wet is dat er prestatieafspraken gemaakt worden, waarin ook over verkoop van woningen afspraken worden gemaakt. Daaraan zal verkoop ook getoetst moeten worden.
Als een TI een complex aanwijst voor verkoop doorloopt hij de volgende stappen:
- Toets op prestatieafspraken: hierin wordt opgenomen welke woningen verkocht worden. De wet vereist dat dit op postcode-4-niveau afgesproken wordt. Vaak zijn er ook andere afspraken, zoals de minimale omvang van de
sociale voorraad, waaraan de verkoop getoetst zal worden. - Een persoon die de woning koopt voor eigen bewoning of voor bewoning door naaste familie. Er is geen toestemming nodig, mits de verkoopwaarde tenminste 90% van de leegwaarde of WOZ-waarde betreft.
- Een andere TI? Dan is er geen toestemming is nodig.
- Andere(n) dan een TI of een persoon die de woning koopt voor eigen bewoning of voor bewoning door naaste familie? Dan is er wel toestemming nodig van de Autoriteit woningcorporaties. Die stelt de volgende eisen:
- Bij verkoop van sociale huurwoningen met minder dan 142 WWS-punten (die dus niet geliberaliseerd kunnen worden):
- Positieve zienswijze van de gemeente en huurdersorganisatie, die betrekking heeft op de adressen en de koper.
- Motivatie waarom aan derde wordt verkocht (hogere koopprijs dan andere TI is onvoldoende argument).
- Verklaring van de koper dat hij zich als sociale verhuurder gaat gedragen.
- Verklaring omtrent gedrag van de koper, die bonafide dient te zijn (behalve bij verkoop aan pensioenfonds of gemeente).
- Verkoopwaarde bedraagt ten minste 75% van de leegwaarde of WOZ-waarde.
- Bij verkoop van sociale huurwoningen met meer dan 142 WWS-punten: te liberaliseren of geliberaliseerde woningen:
- Positieve zienswijze van de gemeente én huurdersorganisatie.
- Verklaring omtrent gedrag van de koper, die bonafide dient te zijn.
- De verkoopprijs is ten minste gelijk aan de marktwaarde.
- Bij verkoop aan de dochter van meer dan 10% van het totale te liberaliseren bezit van de TI, moet deze expliciet aantonen dat er voldoende woningen in de daeb-tak overblijven voor de uitvoering van haar daeb-taken.
- Bij verkoop van sociale huurwoningen met minder dan 142 WWS-punten (die dus niet geliberaliseerd kunnen worden):
Aan wie wordt de woning verkocht?
Gemengde complexen
Gemengde complexen met 10% of meer woningen met een maximale huur onder de liberalisatiegrens worden in
hun geheel tot de categorie onder de liberalisatiegrens gerekend met de daarbij behorende regels. Complexen met minder dan 10% woningen met een maximale huur onder de liberalisatiegrens kunnen in hun geheel tot de
categorie boven de liberalisatiegrens gerekend worden, met de daarbij horende regels.
Verkoop maatschappelijk vastgoed
Voor verkoop van maatschappelijk vastgoed is geen toestemming van de Autoriteit woningcorporaties nodig bij verkoop:
- aan een andere TI of dochtermaatschappij;
- aan de zittende huurder tegen ten minste de getaxeerde leegwaarde of de WOZ-waarde.
Bij verkoop met korting op die leegwaarde en aan derden is wel vooraf goedkeuring nodig.